Wat hebben dichteres Sylvia Plath, schrijfster Charlotte Brontë en mesnenrechtenactiviste Ida B. Wells met elkaar gemeen? Alledrie leverden grote prestaties, maar geen van hen kreeg een overlijdensbericht van de redactie van de New York Times (NYT). In de geschiedenis van de krant kwamen vrouwen nooit verder dan 15 tot 20% van het totale aantal. Hoog tijd om die bevooroordeelde blik bij te sturen, vond NYT-journaliste Amisha Padnani. Zij zette Overlooked op, een project om vergeten vrouwen alsnog een plek in de krantenkolommen te gunnen.
The New York Times is een grote, gezaghebbende landelijke krant in de V.S. Dat betekent dat keuzes die de redactie maakt, een grote invloed hebben. Als de redactie je een officieel overlijdensbericht gunt, heb je het gemaakt. Je leven en werk waren en zij zo belangrijk, dat journalisten tijd en moeite steken in een artikel over je bestaan. Je behoort tot de canon.
En, verrassing (niet), die canon ziet er zeer blank en zeer mannelijk uit, berekende de redactie. In 1858, het eerste jaar waarin de New York Times artikelen op een systematische manier registreerde, haalden 24 overleden mannen de krant, tegen drie vrouwen. Tussen 1926 en 1936 ging 90% van de ruimte naar blanke mannen. Vanaf 1936 nam het aantal officiële overlijdensberichten enorm toe, maar mannen kregen nog steeds 80 tot 85% van de aandacht, aldus de NYT redactie.
De mannelijke dominantie treft zelfs sectoren waar vooral vrouwen werken, zoals het bibliotheekwezen. In de negentiende eeuw was bibliothecaresse één van de weinige geaccepteerde beroepen voor (ongetrouwde) vrouwen. Anno nu bekleden vrouwen 85% van alle posities in bibliotheken. Ondanks dat numerieke overwicht ging de aandacht ook hier uit naar mannen. Met hun circa 15% namen ze 64% van alle overlijdensberichten van de NYT in beslag.
Padnani werd alert op deze onbalans toen ze toetrad tot de Overlijdensredactie – ja, bij de NYT heb je daar gespecialiseerde journalisten voor – en een artikel wilde schrijven over tennispionier Mary Ewing Outerbridge:
I wondered if she had received a Times obituary when she died in 1886. I checked our digital newspaper archives. She had not. After that, anytime I came across an interesting person who died years ago, I searched our archives for an obit. Those who didn’t get one were, not surprisingly, largely women and people of color. I started talking about my research with colleagues, friends and relatives, all of whom began sending me more names.
Padnani stapte met haar signaal naar Jessica Bennett, kersvers aangenomen als de eerste gender-redacteur van de NYT. Bennett zag onmiddellijk een kans om twee dingen te doen: de bewustwording vergroten rond processen die ervoor zorgen dat we vrouwen en mensen met een gekleurde huid over het hoofd zien, én tegelijkertijd de balans te herstellen door vrouwen alsnog een redactioneel overlijdensbericht te geven. De twee vrouwen leiden nu project Overlooked, ”over het hoofd gezien”, een initiatief om vergeten vrouwen alsnog een officieel overlijdensbericht in de krant te geven.
Het initiatief slaat enorm aan. De krant nodigde lezers bij de start uit om namen in te sturen van vrouwen die alsnog een overlijdensbericht zouden moeten krijgen. In een paar dagen tijd kwamen 1400 inzendingen binnen. Lezers dragen onder andere hun oma’s en overgrootmoeders voor. Het gaat om vrouwen die in hun tijd, de negentiende en begin twintigste eeuw, allerlei sociale barrières doorbraken en prestaties neerzetten, maar daar indertijd weinig erkenning voor kregen. Zo schreef een lezer over haar oma, Dr. Marguerite Rush Lerner (1924-1987):
My grandpa Aaron B. Lerner received a New York Times obituary in 2007, but my grandma never received similar recognition, though they worked as a team and she had incredible achievements in her own right. I think their relationship dynamic is what allowed both to achieve great things together.
Je seksistische, racistische verleden opbiechten en met daden laten zien dat je de situatie wil verbeteren, kan op de complimenten en goedkeuring rekenen van allerlei journalisten, opiniemakers en media. Andere media, zoals The Intercept, zijn kritisch. The Intercept signaleert dat de NYToverlijdensberichten nog steeds voor 88% uit de koker van mannen komen, omdat de redactie diversiteit mist. Deze mannelijke journalisten schrijven vooral over overleden mannen. Daarnaast kreeg The Intercept van de NYT redactie te horen dat de krant vasthoudt aan de staande criteria wat nieuwswaardig is en wat niet – precies de criteria die leiden tot 85% aandacht voor blanke mannen:
“You have to do the people who really demand to be done. If you get a United States senator who’s a white man, but he was a United States senator and he, you know, enacted or proposed legislation that affected people’s lives, you have to do that obit and if you don’t do that obit, you will be criticized.” That may have been the logic behind the Times obit last week of former Alabama Rep. John H. Buchanan. One might say a Southern member of Congress with an unmemorable record isn’t worth the resources, especially considering the people the Times has missed — not in the distant past, but in the last year. Days before Buchanan’s obit was published, University of California, Berkeley professor and groundbreaking Muslim feminist scholar Saba Mahmood died, but no obituary appeared for her in the Times.
Kortom het blijft zoeken, uitproberen en moeizaam toewerken naar meer diversiteit. Hoe dan ook biedt project Overlooked nieuwe kansen. De reeks leidt tot het problematiseren van de status quo en zet andere mensen aan tot nadenken. En bewijst sommige overleden vrouwen alsnog de eer die hen toekomt.